Bronnen over Tone Brulin / Erwin Jans en Staf Vos

 

Tone Brulin (artiestennaam van Antoon van den Eynde, 1926-2019) was een unieke figuur in het Vlaamse theater. In de tentoonstelling Onwankelbare theatrale verbeelding (30/08/2017-10/09/2017 in Kaaitheater, 31/03/2018-21/04/2018 in M HKA) toonden Erwin Jans en Het Firmament (nu CEMPER) niet alleen de veelzijdigheid van Brulins werk en de veranderende tijdgeest, maar ook een diversiteit aan documentair erfgoed. In dit artikel doen we het relaas van onze zoektocht naar het erfgoed van en over deze theatericoon, dat als basis diende voor de tentoonstelling.

Tone Brulin

Brulins carrière strekt zich uit over zeventig jaar en ligt verspreid over vier werelddelen. Hij heeft zich laten beïnvloeden door alle belangrijke theatrale ontwikkelingen van na de Tweede Wereldoorlog. De kracht van zijn werk is niet in de eerste plaats zijn originaliteit, maar zijn openheid voor en zijn engagement met nieuwe impulsen en inzichten.

Brulin werkt aanvankelijk als decorateur maar ontwikkelt zich snel tot een veelzijdig auteur van toneelstukken, korte verhalen, bewerkingen, vertalingen, hoorspelen, krantenartikels en essays. Hij introduceert in 1950 het werk van Antonin Artaud. Daarna staat hij mee aan de wieg van de kamertheaterbeweging. Brulins thematiek verschuift van absurdistisch en existentieel naar maatschappelijk en sociaal. De confrontatie met de koloniale geschiedenis van Congo en met de apartheid in Zuid-Afrika zijn cruciaal voor Brulins ontwikkeling als theatermaker. Met De honden (1960), zijn meest gespeelde en meest vertaalde stuk, schrijft hij een scherp statement tegen de apartheid.

Naast zijn werk voor en in het theater is Brulin in de jaren zestig ook erg actief voor radio en televisie. In 1963 ontmoet hij de Poolse theatermaker Jerzy Grotowski. Hij vindt opnieuw aansluiting met de inzichten van Artaud en diens a‑literaire theater. Op het einde van de jaren zestig haalt Brulin Grotowksi naar België. Brulin gaat les geven in de Verenigde Staten en richt op Curaçao met studenten de Otrabanda Company op. Aanvankelijk sterk geïnspireerd door de discipline en de methode van Grotowski evolueert het gezelschap naar een volkser theater dat zich laat inspireren door niet-westerse theater- en acteervormen.

Na werk in Maleisië keert Brulin in 1975 naar België terug en richt er met Siti Fauziah Tiedrie op. Tiedrie staat voor theater van de Derde Wereld, en verwijst voor Brulin niet in de eerste plaats naar een bepaalde groep landen, maar naar alle groepen die in de samenleving onderdrukt of uitgesloten worden. Brulin zoekt zijn fabels nu vaak in niet-westerse mythen en combineert theatertradities uit verschillende culturen. Hij werkt veel met acteurs uit de migratie en de diaspora. Ook hier is Brulin een voorloper en pionier. Zijn ​’naïef theater’ ​met zijn universele vertellingen staat ver van de theatervernieuwing die zich begin jaren tachtig in Vlaanderen voltrekt met een grote nadruk op de vorm en de esthetiek. Vandaag, een tijd waarin het theater opnieuw op zoek is naar zijn maatschappelijke inbedding, kan zijn pionierswerk een inspiratiebron zijn.

(Bron: Erwin Jans, begeleidende brochure bij de tentoonstelling Onwankelbare theatrale verbeelding, Het TheaterFestival, 31/08-10/09/2017)

Tone Brulin | Collectie Letterenhuis, Antwerpen

Archief gevormd door Brulin

Brulin schonk in de loop van zijn leven op geregelde tijdstippen delen van zijn archief aan diverse instellingen. Het gaat hier om de documenten, ongeacht de drager, die hij zelf produceerde of ontving.

  • Het grootste archiefbestand (4,34 lopende meter) vind je in Letterenhuis in Antwerpen. Het werd opgenomen in de online catalogus Agrippa en gedetailleerder beschreven in een plaatsingslijst. Het omvat administratie, correspondentie met theaterpersoonlijkheden van over heel de wereld, o.m. Jerzy Grotowski en Eugenio Barba, scripts (ook van onuitgegeven werk en vertalingen), lezingen, verslagen, essays, recensies, aankondigingen, fotocollages, thesissen, documenten over congressen, 19 dozen, programmaboekjes, affiches, vele foto’s, enkele banden audiovisueel materiaal en houten ​‘fotoblokken’ (kubussen) van een eerdere tentoonstelling.
  • Archief en Museum voor het Vlaams leven te Brussel (AMVB) bewaart een veel kleiner onderdeel, beschreven in Archiefbank Vlaanderen.
  • Ook het voormalige Vlaams Theater Instituut (VTi, nu: Kunstenpunt) mocht een schenking van Brulin ontvangen. Die werd intussen geordend in enkele dozen met foto’s van zijn artistiek werk, te beginnen bij zijn studentenprojecten decorontwerp aan het Brusselse La Cambre (1943−1946), maar ook gelegenheids- en portretfoto’s, affiches, knipsels, correspondentie, manuscripten of typoscripten van essays, theater- en luisterspelteksten. Dit archief wordt bewaard in de archiefruimte van Kunstenpunt in deSingel, maar voor raadpleging neem je contact op met Tom Ruette.
  • Bij Brulin thuis kregen we nog enkele mooie digitale foto’s in handen van zijn laatste artistieke activiteiten.

Documentatiecollecties en archieven over Brulin

(incl. foto en audiovisueel)
Ook andere personen en organisaties verzamelden sporen van Brulins activiteiten:

  • Letterenhuis verzamelde in het verleden zelf een stevige hoeveelheid affiches, knipsels, foto’s, tekeningen, documenten, handschriften en spelprogramma’s van of over Tone Brulin, opvraagbaar via Agrippa met de identificatiecode B 9175. Hierbij horen vele typoscripten van poppen- en luisterspelen, maar ook unieke documenten zoals studentenkaarten uit Brulins opleidingen, flyers voor zijn lezingen, programmaboekjes, knipsels en tijdschriftartikels die niet in zijn eigen archief zijn terug te vinden.
  • VTi/​Kunstenpunt documenteerde in zijn databank zelf de producties van of met Brulins werk systematisch sinds de jaren 90, maar documenteerde ook terug in de tijd aan de hand van theaterjaarboeken. De databank dient ook als catalogus voor de collecties persknipsels, audiovisuele opnames en naslagwerken in verband met Brulin die Kunstenpunt zelf beheert, en voor de theaterteksten die toegankelijk zijn in het RITCS (zoek via de ingang Documenten). De audiovisuele collectie werd intussen gedigitaliseerd door VIAA (nu: meemoo). VTi verzamelde en ontsloot ook documentatiecollecties die door anderen waren aangelegd en vervolgens aan het VTi geschonken. Zo bevat de uitgebreide documentatiecollectie van criticus Frans Verreyt een mooi dossier over Brulin, met knipsels en programmabrochures van opvoeringen van diens werk. Kritisch werk van Brulin is ook terug te vinden in Verreyts dossiers over andere theaterpersoonlijkheden, zoals het artikel uit Windroos van 1966 over de Poolse theatervernieuwer Jerzy Grotowski. Ten slotte bewaart Kunstenpunt ook het archief van Toneelstof, het initiatief van Thersites vzw dat nadien door VTi/Kunstenpunt werd voortgezet. In het kader van dat project werden tal van interviews afgenomen, o.m. met Tone Brulin, maar ook met bv. Jan Decorte die enkele uitspraken doet over Brulin.
  • Archives et Musée de la Littérature (AML) in Brussel verzamelen theaterdocumentatie over Franstalig België. Aangezien Brulin ook samenwerkte met gezelschappen als het Théâtre Laboratoire Vicinal, vonden we er een foto van de spraakmakende productie SABOO (1970).
  • Het Radio- en Beeldarchief van de VRT bevat tal van opnames van luisterspelen, interviews en theaterproducties van of met Brulin, alsook enkele documentaires zoals Het Vliegen van de Vis, uitgezonden op 16 mei 2002 in Histories, aflevering 220. Ook het archief van de VRT wordt gedigitaliseerd en gearchiveerd door meemoo.
  • Als huisvideast van diverse ensembles maakte Kamiel De Meester decennia lang opnames van Vlaams theatererfgoed, maar van Brulin filmde hij enkel de producties Abjater wat so lag (1994) en Rifraf (1995).

Archieven van en documentatie over gerelateerde actoren

In archieven van of documentatiecollecties over de organisaties of opleidingen waaraan Brulin verbonden was (oa. KVS, KNS, VRT, RITCS) kan je vast nog relevant materiaal aantreffen. Het archief van Tiedrie (of TIE3 of Theater van de Derde Wereld in Europa) bevindt zich gedeeltelijk in de kantoren van de Antwerpse Monty. In de beschrijving in Archiefbank Vlaanderen lees je dat het in hoofdzaak gaat over de periode na de directie van Brulin, die in 1986 werd opgevolgd door (Eu)Gène Bervoets. In het archief van het erfgoedproject dat het VTi tussen 2002 tot 2005 realiseerde, op dit moment bewaard door CEMPER, bevindt zich een transcriptie van een interview met Bervoets over de erfenis van Brulin bij Tiedrie.

Publicaties

Geen goede zoektocht naar bronnen zonder het kritische gebruik van secundaire literatuur, online en offline. Daarnaast kunnen tijdschriftartikels – vaak ook al aanwezig in hogergenoemde knipselcollecties – als primaire of secundaire bron worden behandeld. Een greep:

Offline
  • Tone Brulin, De waterdrager en de dorstige. Tien theaterteksten, ed. Erwin Jans (Brussel: T‑boeken, 2017).
  • Erwin Jans, ​’Het zwijgende contact tussen de waterdrager en de dorstige. Over het theater van Tone Brulin’, in Tone Brulin, De waterdrager en de dorstige. Tien theaterteksten, ed. Erwin Jans (Brussel: T‑boeken, 2017).
  • Geert Opsomer, ‘Tone Brulin’, in Kritisch Theater Lexicon (Brussel: Vlaams Theater Instituut, 1997).
  • Thomas Crombez, Arm theater in een gouden tijd. Ritueel en avant-garde na de Tweede Wereldoorlog (Leuven: LannooCampus, 2014).
Online

 

Trefwoorden

, ,

, , , , , , , , , , , ,
,
, , , , , ,