In 2010 vonden we in het boekenmagazijn van de bibliotheek van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen een niet geïnventariseerd, ietwat verfomfaaid handschrift. Het titelblad van het manuscript zorgde toen voor een enigszins versnelde polsslag:
‘Tonneel [sic] studien bevattende ontwikkelingen der gedachten van onderscheydene toneel studien welke slegts tot op de helft van het voorgenoomen plan zijn afgeschreven, door den Hollandsche toneelspeeler J. Jelgerhuis Rzn.‘
Deze ‘Hollandsche toneelspeeler’ en auteur van het handschrift is Johannes Rienkszoon Jelgerhuis (Leeuwarden, 1770 – Amsterdam, 1836), een man met vele talenten. Als kind leerde hij tekenen, etsen en schilderen, eerst bij zijn vader, later bij de landschapsschilder Pieter Barbiers. Hij vestigde zich als schilder en etser, maar timmerde daarnaast ook aan een carrière als toneelspeler. Na eerst als liefhebber in Delft en Rotterdam gespeeld te hebben, werd hij geëngageerd door de Amsterdamsche Nationale Stadsschouwburg, waar hij vooral in treurspelen schitterde. Jelgerhuis schreef deze Tonneel studien in 1811 in Amsterdam; hij was er toen acteur aan de Koninklijke Hollandsche Schouwburg.
Meer nog dan door zijn werk als acteur en beeldend kunstenaar is Jelgerhuis bekend gebleven als pleitbezorger van een professionele acteeropleiding in Nederland. Zelf gaf hij les bij het ‘Fonds ter opleiding en aankweeking van tooneelkunstenaars en kunstenaressen’ dat in 1821 door de Amsterdamse Schouwburg in het leven was geroepen. De toneelopleiding aan het Parijse Conservatoire de Musique et de Déclamation was daarbij het model en Jelgerhuis wijdde de jonge acteurs dan ook in de Franse classicistische acteerstijl in. Bijzonder is dat hij zijn acteerlessen aanschouwelijk maakte met tekeningen waarmee hij emoties, houdingen en kostuums illustreerde. Het zijn die lessen, mét de tekeningen, die hij in 1827 publiceerde in zijn belangrijkste werk Theoretische lessen over de gesticulatie en de mimiek. In 38 gedetailleerd uitgewerkte en rijkelijk geïllustreerde lessen behandelt hij daarin zowat alle aspecten van het toenmalige toneelspel: van het schminken en de kostuums, over dansen en schermen, tot het aannemen van bepaalde houdingen en het uitbeelden van hartstochten en emoties. Voor zijn illustraties werkte Jelgerhuis verder op de academische schilder Charles Le Brun die voor de Académie Royale de Peinture et de Sculpture verschillende conferenties hield over les passions, waarbij hij nauwgezet elke passie en emotie tekende. Teken- en schilderkunst waren voor Jelgerhuis essentieel in zijn theaterdidactiek, daarom raadde hij zijn studenten ook aan om musea te bezoeken om zo op schilderijen de gelaatsuitdrukkingen en de kostuums te bestuderen. Voor Jelgerhuis moest een acteur elegant, gracieus en zwierig op een podium staan en net daarom moesten ze een voorbeeld nemen aan hoe 17e-eeuwse schilders klassieke helden en mythologische figuren verbeeldden.
In het woord vooraf bij dit bundeltje Tonneel studien schrijft Jelgerhuis dat hij in dit werk zijn twaalf favoriete rollen wou belichten, maar ‘bange tijdstippen in mijn leeven’ en een ‘geld looze tijd’ zorgden ervoor dat deze studie onafgewerkt en ongepubliceerd bleef. De prenten uit de bundel verbeelden volgende personages: koning Lear, Avogaro (in Belloys Gaston et Bayard), Gijsbrecht van Aemstel (Vondel) en Simeon uit Omassis of Joseph in Egipten (Baour-Lormain). De prenten van Nero uit Legouvé’s Epicharis en van de bode uit Gijsbrecht van Aemstel ontbreken in het manuscript. In zijn tekst geeft hij een analyse van de verschillende personages en zet hij uiteen hoe hij die rol opvat.
Het is helaas niet meer te achterhalen langs welke ondoorgrondelijke wegen dit Amsterdamse manuscript in de Antwerpse conservatoriumbibliotheek verzeild is geraakt. Gezien de onaffe tekeningen moet dit Jelgerhuis’ kladversie zijn geweest; het Theater Instituut Nederland (nu: Bijzondere Collecties UvA Uitvoerende kunsten) bewaart een meer uitgewerkt handschrift, dat toeliet om dit exemplaar met 100% zekerheid te identificeren als van de hand van Jelgerhuis.
Deze tekst werd aangeleverd door Jan Dewilde, bibliothecaris van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen.
Trefwoorden
Theater
Persoons- of organisatiearchief, Theater (archief)
1800-1900
Europa, Nederland