Collectie van de Antwerpse Poesje

Geschiedenis van de Antwerpse Poesje

De term ‘poesje(nellen)‘ is afgeleid van de ‘pulcinella’ uit de commedia dell’arte. De Antwerpse poppenspeltraditie met vaste theaters gaat minstens terug tot de vroege negentiende eeuw. Aanvankelijk werd het poesjenellenspel geëxploiteerd in het armoedige Sint-Andrieskwartier. Sedert 1862 werden ook in het Schipperskwartier vertoningen met ‘poesjenellen’ gegeven in de kelder aan de Repenstraat. Deze Poesje van de Reep zou het belangrijkste Poesjetheater worden, zeker onder het bewind van Leopold Pasmans die er na 1888 in slaagde meerdere in moeilijkheden geraakte Antwerpse poppenspellen over te nemen door poppen over te kopen of spelers te engageren. Als leesvaardig man en als trouw bezoeker van het ‘ernstige’ toneel, vervulde Pasmans bovendien een rol als bemiddelaar tussen de ‘hogere cultuur’ en de talrijke mensen uit de lagere klassen die de reguliere vertoningen in zijn kelder bezochten. Bij Pasmans en zijn opvolgers hebben verscheidene acteurs hun stiel geleerd vooraleer zij voor eigen rekening begonnen te spelen. Door dergelijke ‘afscheuringen’ ontstonden vanaf de jaren 1930 naast de Poesje van de Repenstraat ook andere gezelschappen zoals de Poesje van de Sint-Niklaasplaats, de Poppenschouwburg Van Campen, Poesje van het Sint-Andrieskwartier, enzoverder. Het beleid van Pasmans werd door het marktmechanisme bepaald: de burgerlijke notie ’traditie’ kwam er niet aan te pas en de vertoningen werden probleemloos aangepast aan de verwachtingen van de verschillende publieksgroepen. Het waren de burgerlijke bewonderaars van de Poesje die de volksgebruiken ‘onveranderlijk’ wilden in stand houden. De opvolgers van Pasmans wilden vooral die burgerlijke geldschieters naar hun theater blijven lokken, terwijl het volkse publiek paradoxaal genoeg het ‘modernere’ vermaak verkoos in caféchantant revue of – later – de bioscoop.

Vanaf de late 19e eeuw werden ‘galavertoningen’ georganiseerd voor burgerlijke (later kleinburgerlijke) gezelschappen, waarvoor talloze programma’s werden gedrukt op lange repels in een gewild-grappig taaltje. Rond de Poesje van de Repenstraat ontstond vanaf de late 19e eeuw tot ongeveer het midden van de 20e eeuw een Poesje “cultus” in het milieu van literatoren en artiesten. Onder de literatoren noteren we onder meer Georges Eekhoud, Pol de Mont, Emmanuel de Bom, Camille Lemonnier, Max Elskamp, Ary Delen, Marnix Gijsen, Mark Edo Tralbaut, Maurice Gilliams en J.F.W. Weremeus Buning. De Poesje werd door de artistieke avant-garde geïnterpreteerd en gepropageerd als een voorbeeld van ‘ongekunstelde’ volkskunst. Als deel van de subalterne cultuur vormde de Poesje een inspiratiebron, zowel inzake toneelkunst als inzake beeldende kunst. Dat werd o.m. beklemtoond door Paul Gustave van Hecke, pleitbezorger van het expressionisme. De Poesje werd een mythe: verheerlijkt in publicaties, opgenomen in tentoonstellingen, te beginnen met de Wereldtentoonstelling van 1894 te Antwerpen.

Bij het grote (kleinburgerlijke) publiek, dat groepsgewijs met de nodige baldadigheid naar het ‘vulgaire’ poppentheater trok, zou de Poesje vooral in de eerste helft van de 20e eeuw een belangrijke rol hebben gespeeld bij de vorming of de versterking van de zogeheten ‘Antwerpse identiteit’ die gekenmerkt zou zijn door een vrijheidsgeest en een brutale bek.

De Antwerpse poppenspeltraditie van de ‘Poesje’ leeft vandaag (opnieuw) voort in onder meer de Poesje van de Repenstraat, de Poesje van Sint-Andries, de Poesje van de Lange Wapper en Antwerps Poesjenellentejater Straffen Toebak. Koninklijke Poppenschouwburg Van Campen sloot na hun 80e speeljaar in voorjaar 2016 de deuren.

(Beschrijving opgesteld met dank aan wijlen prof. em. A. Thijs)

Onderdelen van de Poesje-collectie(s)

De collectie rond de Antwerpse Poesje uit het voormalige Volkskundemuseum werd opgesplitst en verdeeld tussen het MAS en de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience. Ook het Letterenhuis beheert een belangrijke Antwerpse collectie rond de Poesje.

In het MAS bevinden zich de stangpoppen (600 stuks), decorstukken (70 stuks) en theaterprogramma’s (1400 stuks). De zware poppen met twee stangen zijn typerend voor de oude Antwerpse poppenspellen. Hun koppen, lijven en kleding zijn, in hun rijke verscheidenheid, kostbare materiële getuigen van de creativiteit van generaties begaafde mensen uit het arbeidersmilieu. Je kan de stukken ook van thuis uit ontdekken via de MAS Collectie Online.

Het Letterenhuis bewaart, naast een reeks van 112 affiches(Op 27 februari 2023 was deze pagina niet beschikbaar), het archief van verzamelaar en Poesje-promotor Jan de Schuyter (opgedeeld in de fondsen Poesje (P 624) en Jan de Schuyter (S 535)).

De collectie in de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience bevat handgeschreven schriftjes met toneelstukken (een reeks met 18 en een met 13 volumes), een reeks handgeschreven ‘Oude boeken’ (18 vol.), een reeks ‘Archivalia‘ met administratieve aantekeningen en vergaderverslagen (4 vol.), handschriften (3 vol.) en typoscripten (tekst en speelteksten) van een publicatie van Jan de Schuyter. De overgeleverde handschriften zoals de notitieboekjes waarin de grote lijnen van elk stuk destijds genoteerd werden, zijn uiterst zeldzaam en waardevol. De neerslag van de bemiddelingsrol van Pasmans en zijn opvolgers tussen de hogere en lagere klasse, is in die boekjes te vinden. Van één van de directeurs, Armand Deschamps, is een ontroerende persoonlijke historiek van de Poesje bewaard gebleven: een belangrijk met knipsels aangevuld egodocument.

Stad Antwerpen Centraal Museumdepot ©Leon Smets

Een waardevolle collectie

De Antwerpse Poesje is het enige poppentheater in Vlaanderen waarvan de oorsprong op basis van archiefdocumenten getraceerd is tot ver in de 19e eeuw. De overgeleverde collecties zijn zeer gevarieerd, dankzij de vele verschillende functies die het poppenspel in de loop der jaren vervulde, en bovendien uitzonderlijk volledig. Zij geven een unieke inkijk in de materiële middelen die de Antwerpse Poesje doorheen zijn geschiedenis inzette.

Dankzij het overgeleverde materiaal van verzamelaar en volkskundige Jan De Schuyter, die tijdens het interbellum spelers heeft ondervraagd, is nogal wat bekend over de voor Antwerpen typerende erg ruwe maar doorvoelde spelwijze evenals over de “poesjetaal”. Over de samenstelling van het repertoire en de inspiratiebronnen ervan is ook dankzij hem veel geweten. Een uitzonderlijk element in deze is het feit dat er tot op de dag van vandaag nog steeds in dezelfde kelder gespeeld wordt als in 1862. Deze tijdscapsule schrijft dus de geschiedenis van een poppenspel dat tot op de dag van vandaag gespeeld wordt, en er ook nog steeds “geactiveerd” kan worden. Ten slotte is er het ontegensprekelijke belang van de Poesje in de Antwerpse context en de rol die het spel gespeeld heeft in het aanwakkeren van gemeenschapszin. Daarbij hoort ook de korte exotische hype die de poesje doormaakte in het artistieke en literaire milieu, waardoor dit erfgoed ook van belang is voor de kunst- en literatuurgeschiedenis.

Samengevat, deze poppenspelcollectie is een bijzonder volledige tijdscapsule en dus bijzonder zeldzame getuige van de 19e– en vroeg 20e-eeuwse Antwerpse geschiedenis, met ontegensprekelijk belang voor het collectieve geheugen. De notitieboekjes en handschriften die in de collectie zitten, hebben bovendien een belangrijke ijkwaarde door hun zeldzaamheid als egodocumenten.

Bibliografische referenties

  • Jan De Schuyter, De Antwerpsche Poesje: zijn geschiedenis en zijn speelteksten (Antwerpen: De Sikkel, 1943).
  • A.K.L. Thijs, ‘Van “Theater der Armen” tot burgerlijk poppenspel’, Tijdschrift voor sociale geschiedenis 3 (1977), 55–82 en 140–168.
  • A.K.L. Thijs, ‘De Antwerpse poesjenellenkelder: van proletarisch vermaak tot bestanddeel van (klein)burgerlijke groepsculturen’, in Poesje‑, poppen en figurentheater te Antwerpen, red. Patricia Vansummeren (Antwerpen: Stad Antwerpen, 1997), 55–83.

Uit: Els Silvrants-Barclay en Luk Van den Dries, Topstukken uit de theatergeschiedenis. Proeflijst (onderzoeksrapport in opdracht van de Vlaamse Gemeenschap). Universiteit Antwerpen, september 2012. Met dank aan de onderzoeksgroep Research Centre for Visual Poetics (UA) en de geconsulteerde experten.

Trefwoorden

, ,
,
, , , , , , , ,
, , ,
,