Toneelstof / Karlien Vanhoonacker en Wouter Hillaert

 

4 SEPTEMBER 2017, Tom Ruette


Hoe ontstond het project Toneelstof?

De nacht van het (Vlaamse) theater’. Dat was wat Wouter Hillaert en ik dik 15 jaar geleden op een onbezonnen moment in gedachten kregen. Beiden volgden we het theater en de podiumkunsten op de voet, hij voor de krant, ik voor de radio. Maar we stelden een gat in ons ‘kijk’-geheugen vast. Niet alleen in die van ons, maar in die van een hele generatie. Wij hadden Mistero Buffo, de Macht der Theaterlijke Dwaasheden, The Living Theatre, het vroege werk van Lucinda Childs of Maatschappij Discordia, …. nooit gezien. Wij hadden alles wat er tijdens de jaren `80 op de podia gespeeld was (en waar makers zo vaak naar verwezen) nooit gezien: niet live, maar ook niet op video. Vandaar ons idee om een hele nacht gaten te proberen dichten en de ene opname na de andere af te spelen, pakweg tijdens Het Theaterfestival. Omdat de helft van die tapes nog op pellicule stonden, en dus niet zomaar thuis af te spelen waren, wilden we dat meteen in een grote zaal doen, zodat iedereen meteen kon meekijken, onze generatie, maar ook de oudere generaties die er ooit wel waren bij geweest: zij konden het dan meteen toelichten.

Die oude opnames zaten op dat moment gedeeltelijk bij het VTi (nu: Kunstenpunt), maar het gros van de opnames zaten in het beeldarchief van de VRT, want het was de vroegere openbare omroep BRT die van vele grote theater- of dansproducties minutenlange of zelfs haast volledige opnames had gemaakt. Het gros van die opnames werd bovendien gelardeerd met diepte-interviews van Annie De Clerck, sterreporter avant la lettre, die van omroepster tijdens expo ’58 doorgegroeid was tot hippe interviewer die met kennis van zaken iedereen die met podiumkunsten te maken had in België en ver daarbuiten voor haar camera had gehaald. Het archief dat zij en andere journalisten hadden achtergelaten in de catacomben van de VRT, was schier onuitputtelijk. Van interviews van een halfuur met pakweg Grotowski of andere grootheden, tot opnames van bijna een uur met de meest experimentele rariteiten: voor wie volwassen geworden is na de komst van VTM in 1989 waren de culturele beeldarchieven een waar Wonderland. De educatieve functie van de VRT

Maar in de wereld van het audiovisuele erfgoed is het simpel: om een publieke nacht met VRT-materiaal te organiseren, moet je geld hebben voor rechten. En om dat geld te krijgen, moet je een projectsubsidie erfgoed aanvragen. En om een projectsubsidie erfgoed goedgekeurd te krijgen, moet er materiaal ontsloten worden op een blijvende drager, samen met enkele extra’s voor het brede publiek. Binnen de kortste keren werd dat ene nachtje filmpjes kijken een driejarig project met een onderzoek van een half jaar met zowat twintig eigen interviews, een speciaal nummer van Documenta; over het gekozen decennium, inclusief dvd met losse fragmenten en een reportage van een uur, plus een live debatavond op het Theaterfestival. Met verschillende stagiairs voor de visie van archiefmateriaal, een denktank van theaterwetenschappers en oudere critici om dat materiaal te duiden, en steun van het toenmalige VTi voor de transcriptie van interviews. Tussen 2007 en 2010 deden we onder de noemer van critici-vereniging Thersites elk jaar één decennium, uiteindelijk nam het VTi over voor de jaren 1990.

De grote verdienste van Toneelstof was behalve de vier dvd’s wellicht vooral de afspraak met de VRT voor het gebruik van hun historisch beeldmateriaal, via een mediadeal met Klara. Dat beeldmateriaal vastkrijgen was geen sinecure, dat was tot nu toe enkel met mondjesmaat gelukt. De regels rond auteursrechten zijn afgestemd op het gebruik ervan binnen de massamedia, minder op gericht onderzoek en het delen van kennis, zoals wij in gedachten hadden.

Maar bij de collega’s van het beeldarchief en de documentatiedienst van de VRT was de goodwill groot. Ze waren vooral verrukt dat jongelingen een poging deden om deze weinig ontgonnen berg aan archief – en beeldmateriaal in te duiken. We namen Annie De Clerck onder de arm als getuige van het eerste uur. Ook zij was verheugd dat jonge theatercritici de waarde van het opname- en interviewmateriaal, dat zij meerdere decennia lang had verzameld, naar waarde wisten te schatten en probeerden te ontsluiten voor de volgende generaties. Eén van de weinige overblijvende cameramannen die er toen bij was, Willy Cornette, engageerde zich voor het filmen van de interviews met de 20 ‘bevoorrechte getuigen’ per decennium: die kozen we op basis van de studie van het toenmalige theaterlandschap en aan de hand van uitgebreide terugkoppeling met de theateracademici van de UGent, de UA en VUB. Ook Pol Arias en Marianne Van Kerkhoven, zowat de godfather and the godmother van het theater in Vlaanderen, gaven op geregelde tijdstippen feedback.

Ter voorbereiding van de interviews hadden we ons goed geïnformeerd bij erfgoedspecialisten over hoe we als journalisten/archivarissen de meest objectieve vraagstelling konden bekomen. Het ging ten slotte over het toelichten van het verleden door de betrokkenen. We wilden zelf zo weinig mogelijk sturen vanuit het heden. Daarom hadden we, ook in samenspraak met de academici, een basis-vragenlijst opgesteld waarvan we vertrokken voor alle interviews.

Daarnaast organiseerden we bij ons thuis informele visie-momenten met het beeldmateriaal dat we stap voor stap verzamelden uit het VRT-archief, het VTi-archief en uit de persoonlijke archieven van de betrokkenen. Telkens gaven de verzamelde theaterwetenschappers en critici toelichting bij het materiaal. Zo konden fragmenten waarbij er twijfel bestond over de herkomst, geduid worden. Ook konden meerdere acteurs (maar vooral ook actrices) alsnog geïdentificeerd worden. De sappige verhalen kregen we er gratis bij. Op die namiddagen achter gesloten gordijnen, voor het tv-toestel, kwam de hele geschiedenis weer tot leven, en werden clichés over bijvoorbeeld het vormingstheater bijgesteld.

In vergelijking met de reeks ‘Allemaal Theater’ die rond dezelfde tijd in Nederland werd gedraaid, verliep het Toneelstof-project heel low budget, met maximale vrijwilligersinzet en meer als gedreven liefhebberij dan als een klassieke professionele productie. Dat jonge critici het voortouw namen, is wellicht zelden elders voorgekomen. Pas later, dankzij tussenkomst van het VTi, kreeg het project een structurele verankering op de speciaal ontwikkelde Toneelstof-site.

Twee dingen vielen op. Ten eerste waren er nauwelijks boeken waarop terug te vallen viel voor een ruimer kader. De Vlaamse theatergeschiedenis moet dan ook nog altijd geschreven worden. We moesten het veeleer hebben van levende geheugens, die we dus mee documenteerden via de interviews. Bovendien bleek het beeldmateriaal minder goed te worden naarmate de technische mogelijkheden beter werden. De wankele VHS-cassettes die vooral voor de jaren 1990 in zwang kwamen, bleken bijna 20 jaar later vaak van veel minder kwaliteit dan de banden die bewaard zijn voor eerdere decennia. Vanaf de jaren 1990 ging de openbare omroep ook veel minder materiaal draaien, en werden reportages en overgeleverd beeldmateriaal opvallend korter.

Een grote hulp waren wel de nauwgezet bijgehouden informatie-fiches van de VRT, die uitgezonden interviews, documentatiemateriaal en recensies per regisseur/maker/acteur nauwgezet hadden gedocumenteerd. (Jammer genoeg zou het gros van dit materiaal, en vooral de kritieken, de voorbije jaren naar het schijnt door de papierversnipperaars gehaald zijn? Het was toen voor ons van onschatbare waarde voor de meer specifieke vragen). Hoe een voorstelling onthaald werd, is voornamelijk zo te achterhalen. (Ook de voornamelijk Radio-recensies van wijlen Wim Van Gansbeke [diens archief vind je bij Kunstenpunt, nvdr 10/2017] zijn helaas grotendeels verloren gegaan). Dankzij die fiches konden we ons ten gronde voorbereiden op de interviews met de betrokken getuigen. We toetsten onze kennis af aan het archiefmateriaal, aan het beeldmateriaal en aan wat anderen zich – al of niet correct – nog konden herinneren.

Met de basisvragenlijst in de hand, aangevuld met concrete en specifieke vragen over specifieke voorstellingen, gebeurtenissen en evoluties in het theaterlandschap, trokken we telkens naar de kroongetuigen, waarvan een lijst was samengesteld vanuit een brainstorm met de denktank (academici, journalisten, critici). Cameraman Willy trok met ons mee, creëerde telkens een kleine zwarte doos als neutrale achtergrond, en de geïnterviewden doken in hun verleden terwijl de camera draaide. Veeleer vrije documentering dan gerichte registratie in functie van de dvd was de inzet van die gesprekken. Gemiddeld duurde een gesprek algauw twee uur. Korte antwoorden hoefden niet. Liefst wilden we zoveel mogelijk vastleggen en bewaren. Pas achteraf werden daar quotes uit geknipt voor de reportage van de dvd.

Zo kwam, eerder per toeval dan vanuit een duidelijk beleid, de eerste gedocumenteerde ‘beeldgeschiedenis’ van het theater in Vlaanderen vanaf de jaren ’60, ’70 en ‘80 tot stand. Zelf hebben we daar heel veel uit geleerd, maar we zijn vooral blij dat het materiaal ook goed ontsloten is geraakt en in VTi / Kunstenpunt bewaard en gestructureerd is. Het was wellicht Toneelstof die de digitalisering van ons visueel theatraal erfgoed mee aanzwengelde.

 

Trefwoorden


, , ,
, , , , , ,
,
, ,